De natuur in de Hooge Kampse Plas ontwikkelt zich in een razendsnel tempo. Boswachter Rob Veenbrink van Utrechts Landschap (rechts op de foto) en onze projectleider Wim Vermeule zijn het erover eens: “Het is er nu al mooi, maar het kan alleen nog maar mooier worden”. In het magazine van Utrechts Landschap verscheen laatst een artikel waarin Rob en Wim vertellen over de ontwikkeling van de Hooge Kampse Plas.

Headerfoto: © Lize Kraan.

Middle section

Waterstand gaat op en neer

Rob vertelt dat de natuur zich steeds verder ontwikkelt. “Door natuurlijke processen gaat de waterstand op en neer. Dat zorgt voor ontwikkeling van planten. Rietplanten en moerasplanten zullen grote delen van de plas bedekken. Of er op de eilandjes ook veel begroeiing komt, is afwachten. Dat is eigenlijk niet de bedoeling, omdat dit ten koste gaat van vogels. Er is nu wel wat begroeiing maar dat verdwijnt weer als het water stijgt. Zo lijkt het goed in evenwicht te blijven.”

Foto: © Lize Kraan.

Meer vogelsoorten

Van groenpootruiter, watersnip tot zilverreiger, en zelfs af en toe een bezoek van de visarend. Die soorten hebben nog geen vaste plek, maar je ziet ze hier wel regelmatig. Net als de mantelmeeuw, regenwulp, kleine plevier en zelfs de lepelaar. Nu al weten veel (water)vogels de plas te vinden, maar Rob verwacht nog veel meer soorten. “Als er riet komt, verwacht ik dat het baardmannetje en de blauwborst zich hier vestigen. Ook de grutto en tureluur zouden we hier kunnen gaan zien. Het is een rustoord en een prima plek voor veel vogelsoorten.”

Van stortplaats naar natuurgebied

Jarenlang werd de Hooge Kampse Plas in Groenekan, vlakbij Utrecht, het ‘stinkgat’ genoemd. Niet echt een naam waar je vrolijk van wordt, maar het was wel realiteit. In de jaren ’70 werd het gat afgegraven omdat er zand nodig was voor de aanleg van de A27. Eind jaren ’70 werd het gebied gebruikt als stortplaats voor (bedrijfs)afval. Met alle gevolgen van dien: de waterkwaliteit en daarmee de aantrekkelijkheid voor flora en fauna gingen snel achteruit. Samen met Utrechts Landschap en de omgeving maakten we een plan. In tien jaar tijd hebben we het gebied omgevormd tot een natuurgebied.

1,3 miljoen kubieke meter grond en waterbodem

Wim: “In de jaren ’80 wees de provincie de plas aan als saneringslocatie. Maar het eruit halen van de verontreinigde grond zou een enorm kostbare operatie worden. Los van het probleem waar je al die miljoenen kubieke meters verontreinigde grond moet laten. We maakten daarom een plan voor het ondieper maken van de plas en de vervuilde grond veilig af te dekken. In totaal gebruikten we hiervoor 1,3 miljoen kubieke meter grond en waterbodem, afkomstig van andere projecten in de omgeving. Door het afdekken blijft de verontreiniging op zijn plek. Op sommige plekken is een laag van wel acht meter aangebracht. Rond de plas staan peilbuizen waarmee we de bodem- en waterkwaliteit nauwlettend in de gaten houden. Wij zijn blij met het resultaat: een mooi gebied met glooiende oevers en eilanden waar de natuur zich verder kan gaan ontwikkelen.”

Basis voor natuurontwikkeling

Diepe plassen herinrichten zodat flora en fauna zich er kunnen ontwikkelen. Oevers verflauwen en eilanden aanleggen waardoor allerlei planten en (water)dieren er hun thuis kunnen vinden. Dat kun je met het zorgvuldig toepassen van grond en bagger realiseren. Natuurlijk kijken wij goed welke grond en baggerspecie wij gebruiken voor zo’n herinrichting. Voor gebruik van herbruikbare grond en baggerspecie in zulke projecten geldt een wettelijk kader: het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). 

Voor dit bericht zijn delen uit het artikel in het magazine van Utrechts Landschap gebruikt, geschreven door Eric de Koning.